1. Intresten op uw rekening-courant: beperking in derde hervormingsfase
Op de credit rekening-courant in uw vennootschap kunnen intresten worden toegekend die doorgaans hoger zijn dan deze op klassieke privé-beleggingen. Op deze intresten is een roerende voorheffing van 30% van toepassing. De roerende voorheffing is bevrijdend waardoor de intresten niet meer moeten worden aangegeven in de personenbelasting en bijgevolg ook geen basis vormen voor sociale bijdragen.
Deze intresten op een credit rekening-courant van een aandeelhouder of bedrijfsleider worden echter als dividenden geherkwalificeerd bij overschrijding van de hierna omschreven punten, wat betekent dat ze niet meer aftrekbaar zijn in de vennootschap.
De intresten mogen niet hoger zijn dan de marktrentevoet, rekening houdend met bijzondere gegevens zoals het risico van de verrichting, de financiële toestand van de vennootschap en de looptijd van de lening.N.a.v. de vele discussies in de praktijk omtrent de hoogte van de marktrentevoet, wordt het begrip marktrente vanaf 01.01.2020 vervangen door volgende duidelijk berekende definitie: ‘De rentevoet voor kredieten tot 1 000 000,00 EUR met variabel tarief en met een duurtijd tot één jaar aan niet financiële ondernemingen (‘MFI’-rente) zoals gepubliceerd op de site van de Nationale Bank van België, voor contracten gesloten in november van het voorgaande jaar, verhoogd met 2,5%’. Voor november 2017 zou dit 4,14% bedragen.
Ook mag het bedrag van de credit rekening-courant niet hoger zijn dan de som van de belaste reserves bij het begin van het belastbare tijdperk en het gestort kapit aal bij het einde van het belastbare tijdperk.In de huidige wetgeving wordt de aard van de rekening-courant o mschreven als een ‘geldlening’, wat tot vele discussies leidt ingevolge de eventuele toepasbaarheid van de beperking op een credit rekening-courant ontstaan n.a.v. bv. een uitstel van betaling bij een verkoop.Vanaf 01.01.2020 wordt de aard van de rekening-courant omschreven in een ruimer begrip ‘vordering’, waardoor de wettelijke beperking een ruimere toepassing krijgt.
2. Forfaitaire dagvergoeding in de privé sector
Sedert 1 september 2017 zijn de toepassingsvoorwaarden voor de toekenning van een forfaitaire dagvergoeding aan ambtenaren gewijzigd. (Zie hiervoor onze bijdrage in
oktober 2017) De vraag stelde zich in welke mate deze wijzigingen van toepassing zouden zijn in de privé sector, aangezien de ambtenarenregeling als ‘ernstige norm’ wordt aanvaard voor de toekenning van dergelijke vergoedingen in de privé sector.
In een circulaire van 22 januari 2018 worden de toepassingsvoorwaarden voor de privé sector gepreciseerd:
- De minimale verplaatsingsduur van 6 uur is eveneens van toepassing. Zoals in de ambtenarenregeling geldt de minimumduur van 6 uur evenwel niet bij toepassing van de forfaitaire maandvergoeding van maximum 16 keer de dagvergoeding.
- De minimale afstand van 25 km is niet van toepassing in de privé sector.
- Zoals in de ambtenarenregeling mag er geen enkele andere terugbetaling of voordeel geregeld worden.Er wordt toegevoegd dat de werkgeverstussenk omst van eventuele toegekende maaltijdcheques in mindering wordt gebracht van de forfaitaire vergoeding.
Hetzelfde forfaitaire bedrag t.b.v. 16,73 EUR/dag is van toepassing. De forfaitaire vergoeding voor een nachtverblijf t.b.v. 125,50 EUR/nacht wordt eveneens doorgetrokken naar de privé-sector. Zoals bij de dagvergoeding geldt ook hier de voorwaarde van minimale afstand niet.
De circulaire benadrukt dat de toepassing in de privé sector enkel werknemers of bedrijfsleiders betreft (via vennootschap). Een dergelijke vergoeding kan dus niet toegekend worden aan een zelfstandige via een éénmanszaak.
Frank Sanctorum
April 2018