Inzake btw heeft het Hof van Cassatie gesteld dat de niet-aftrekbaarheid van btw op kosten van onthaal en op kosten van spijzen en dranken zoals volgt uit art. 45, §3, 3° en 4° W. BTW niet langer van toepassing is wanneer deze kosten een publicitaire doelstelling hebben. Bijgevolg is de btw op deze kosten 100% aftrekbaar. Over de vraag of naar analogie met deze rechtspraak ook in de inkomstenbelasting op een dergelijke manier mag worden geredeneerd (dat kosten van zodra ze een publicitair oogmerk dragen ook mogen worden beschouwd als publiciteitskosten die 100% aftrekbaar zijn), was er lange tijd een opvallende verdeeldheid binnen de rechtbanken en hoven van beroep. Sommige rechters oordeelden dat publicitaire receptiekosten als publiciteitskosten moesten worden aangemerkt (100% aftrekbaar), waar andere rechters belastingplichtigen het volledige recht op aftrek hebben geweigerd omdat er onderliggend naar de ‘aard van de kosten’ moet worden gekeken, en niet naar ‘het doel’.
Minister van Financien
Voordat het Hof van Cassatie de knoop uiteindelijk heeft doorgehakt, heeft toenmalig minister van Financiën Van Overtveldt zich uitgesproken in het voordeel van de belastingplichtigen. “Cateringkosten” en “kosten voor spijzen en dranken” gemaakt in het kader van een opendeurdag of andere publicitaire evenementen waren volgens hem integraal aftrekbaar, en dienden dus niet te worden beperkt als receptiekosten wanneer ze tot doel hebben de verkoop van producten of diensten te bevorderen. Dit onafhankelijk of ze voor bestaande of potentiële klanten worden georganiseerd. Door dit nieuwe ministeriële standpunt is onder meer het hof van beroep te Antwerpen van kamp veranderd in 2018 en werd aanvaard dat cateringkosten, maar ook alle andere kosten die in het kader van een publicitair evenement worden gemaakt, mogen worden beschouwd als volledig aftrekbare publiciteitskosten. Ook de Rulingcommissie oordeelde onder verwijzing naar de nieuwe ministeriële zienswijze gelijkaardig in soortgelijke situaties.
Hof van Cassatie
Het Hof van Cassatie spreekt zich nu in twee recente arresten uit tegen het standpunt van de minister. In een eerste arrest van 22 februari 2019 verwierp het een cassatievoorziening die de belastingplichtige had ingediend tegen een arrest van het hof van beroep te Brussel van 21 december 2016. In dat arrest werd de volledige aftrek van traiteurskosten geweigerd die gemaakt werden in het kader van een publicitair evenement. Het Hof van Cassatie oordeelde dat traiteurskosten die gemaakt worden bij publicitaire evenementen en die hoofdzakelijk tot doel hebben de verkoop te bevorderen en kopers te informeren geen publiciteitskosten zijn. De aard van de kosten geeft de doorslag en niet het doel. De cassatievoorziening werd dan ook verworpen en er werd slechts een beperkte aftrekbaarheid van de kosten aanvaard.
Het meest recente Cassatiearrest van 22 maart 2019 handelt over een concessiehouder van een bepaald automerk die traiteurskosten, kosten van muzikale omlijsting en decoratie had gemaakt in het kader van ‘openingsweekenden’ en ‘opendeurdagen’ waarop nieuwe modellen van het automerk werden voorgesteld. De volledige aftrek van deze kosten werd door het hof van beroep te Gent aanvaard. Het hof van beroep stelde dat het in deze zaak ging om kosten die rechtstreeks gemaakt werden om de verkoop van welbepaalde modellen te bevorderen, en dat het met name niet louter ging om het onderhouden van klantenrelaties. Het Hof van Cassatie gaat hiermee niet akkoord en verbreekt het beroepsarrest. Volgens het Hof van Cassatie blijven de voormelde kosten receptiekosten, ongeacht of zij hoofdzakelijk of bijkomend een publicitair doel hebben.
Uit deze cassatiearresten blijkt dat er nu duidelijk standpunt wordt ingenomen inzake inkomstenbelastingen, nl. dat de receptiekosten worden beoordeeld naar hun aard en niet naar hun doel (publiciteit) en bijgevolg onderhevig blijven aan de 50% aftrekbeperking voor receptiekosten. Het is duidelijk dat dergelijke rechtsonzekerheid, waarbij het Hof van Cassatie lijnrecht ingaat tegen een ministerieel besluit enkel tot verwarring leidt in lopende dossiers. Een wetgevend initiatief teneinde volledige duidelijkheid te scheppen dringt zich dan ook op.
Frank Sanctorum
Mei 2019